In de jaren 80 van de vorige eeuw ging ik me intensief bezighouden
met de eerste bewoners van de Caribische eilanden, waaronder ook mijn eigen
geboorte-eiland Aruba, namelijk de Caiquétio-indianen.
Gaandeweg verwierf ik voldoende "know-how" om zelfs lezingen aangaande
dit onderwerp te houden voor het Haags Cultureel Trefpunt, destijds geleid
door de voorzitter Jhr. Calkoen. Pas in 1985 ontstaan serieuze schetsen,
die heel direct verwijzen naar de complexe symboliek en beeldtaal van deze
Arowakken-stam, die niet alleen de Caribische eilanden, maar ook de kust
van Midden- en Zuid-Amerika gingen bewonen.
Men gaat beseffen dat zelfs het felle expressionisme en de koele, klinisch-analytische
kunst in veel van hun essentiële aspecten kunnen worden herleid naar
de automatische, misschien ietwat impulsieve en intuïtieve concepten
uit de beginjaren van het Surrealisme. Clyde R. Lo A Njoe is met zijn eerste
schilderijen en tekeningen, één van de voorlopers op datgene
wat later het "Neo-Surrealisme" wordt genoemd. De psychologische achtergronden
bij deze stroming vertonen in woord en beeld een andersgerichte benadering:
maatschappijkritische en culturele dimensies verwerven door middel van
een spectrum aan metaforen een nieuwe interpretatie. Zo verbeeldt deze
stroming een eigen droomwereld van belevenissen en illusies.
HET VERLOREN PARADIJS
(Ongeveer 1988 - heden)
Bijna terloops keert rond 1985 de menselijke figuratie weer terug
in Clyde R. Lo A Njoe's werk. Het eerste voorbeeld hiervan is zijn eigenzinnige
uitvoering van "De drie Gratiën": een olieverfschilderij met drie
enorme vrouwenfiguren, die uitbundig van kleur en vorm, de toeschouwer
zonder gêne in de ogen kijken. In deze fase ontstaat ook een aantal
prenten die met name opvallen door het sobere gebruik van verschillende
grijze nuanceringen in acryl en tempera. Stereotiepe thema's zoals bijvoorbeeld
"De schilder en zijn model", eenvoudige stillevens en bloemencomposities
worden gerealiseerd.
overige schilderijen